In 1862 wordt in de loge ‘l’Union Royale’ besloten dat er een ‘opvoedingsgesticht’ moet komen voor kinderen van minvermogende overleden vrijmetselaren; er is grote behoefte aan zo’n tehuis. In 1863 wordt dit plan op het ‘Grootoosten’ – de jaarvergadering van alle loges van de ‘Orde van Vrijmetselaren’ – van harte ondersteund en goedgekeurd. Er zijn nog geen sociale voorzieningen zoals wij die nu kennen. Weduwepensioen bestaat nog niet. De medische wetenschap staat nog in de kinderschoenen. De lonen en de levensverwachting zijn laag: het is een ander Nederland dan dat waarin wij nu leven.
1869: start kinderopvangtehuis
Het kinderopvanghuis gaat in 1869 in Den Haag van start. ‘Grootmeester Nationaal’ Prins Frederik zet zich persoonlijk in voor wat genoemd wordt het ‘opvanggesticht voor kinderen van minvermogende overleden vrijmetselaren’. In 1841 heeft de prins al een ‘Liefdefonds’ ingesteld. Hij stort als beginkapitaal ƒ 9.000,–. Het idee van een dergelijk tehuis krijgt brede ondersteuning. Er komen giften en legaten: onder andere van Prinses Louisa Augusta Wilhelmina Amalia van Pruisen, de gemalin van Prins Frederik der Nederlanden. De inventaris kan worden gekocht en de exploitatie gestart. Prinses Louisa Augusta wordt beschermvrouwe en zij geeft toestemming haar naam aan de stichting te verbinden: De ‘Louisa Stichting’ kan van start!
1869-1950: opvang Vrijmetselaars
Haar Prins-gemaal doet voor de tweede keer een grote gift: hij schenkt dit nieuwe kindertehuis ‘Louisa Stichting’ een gebouw: Nobelstraat 11 in Den Haag. Hij benoemt persoonlijk het eerste College van Regenten. Eénmalig, want tot op de dag van vandaag worden deze bestuurders benoemd op voordracht van het College van Regenten van de Louisa Stichting door het Hoofdbestuur van de Orde van Vrijmetselaren. Op 24 mei 1869 wordt het kindertehuis geopend. Er zijn zeven pupillen en een directeur. De behoefte is groot en het aantal pupillen groeit. In 1888 verhuist de stichting naar het Bezuidenhout, en nadien naar een nieuw gebouw aan het Alexanderplein, dat ook alweer te klein wordt. Het jongensinternaat blijft in Den Haag, dat voor de meisjes wordt in Arnhem gevestigd. Tot ongeveer 1920 verblijven in het tehuis uitsluitend kinderen van overleden vrijmetselaren, maar dan komt er een belangrijk besluit: er mogen ook kinderen gaan wonen van levende vrijmetselaren: bijvoorbeeld die zich overzee bevinden. Dertig jaar later voegt de ‘Louisa Stichting’ de jongens- en meisjesinternaten samen.
1950: openstelling tehuis
Na de 2e wereldoorlog wordt in Baarn een aantal villa’s aangekocht. De naam van het internaat wordt ‘Louisa State’. Omdat het aantal maçonnieke weeskinderen en het aantal kinderen van vrijmetselaren-overzee sterk is teruggelopen wordt besloten het internaat ook open te stellen voor kinderen van niet-vrijmetselaren. In 1985 is het internaat ingericht voor ongeveer 70 jonge mensen van tussen de 10 en 20 jaar. Ze volgen dagonderwijs in Baarn of in de naaste omgeving.
2002: koerswijziging
Na een stabilisatie rond de 55 leerlingen in het begin van de jaren negentig loopt het aantal in 2000 en 2001 sterk terug. Mede omdat er ook al enkele decennia geen kinderen van vrijmetselaren meer in het internaat verblijven neemt het bestuur het besluit om de koers te wijzigen. Er wordt besloten om het internaat te sluiten en in de toekomst steun te gaan verlenen aan kinderen in kommervolle omstandigheden.
Heden
Na verkoop in 2004 van de bezittingen die het internaat mogelijk maakten, werd vastgesteld dat de Louisa Stichting altijd steun aan kinderen van vrijmetselaren zal blijven geven. Daarnaast werd besloten ook een ruimere doelstelling te kiezen: hulp en ondersteuning voor alle kinderen in nood. Om in aanmerking te komen voor financiele steun voor een project werden onder andere de volgende criteria vastgesteld: de ondersteuning is bedoeld voor kinderen en voor éénmalige kortlopende projecten ten behoeve van de directe verbetering van omstandigheden door organisaties die zich expliciet op kinderen richten.